De ijsfabriek in Enkhuizen gekraakt
auteur: familie Hovenga en Th. Laan
bron: privé aantekeningen van familie Hovenga (in bezit Dijkmagazijn) en onbekend
Boerderij aan de Knokkel, nu nummer 100. De familie Hovenga woonde daar. Het georganiseerde verzet in Andijk ging vaak via Hovenga. Zij moesten ook weet hebben gehad van het verhaal van Th. Laan.
De kraak in de ijsfabriek in Enkhuizen uitgevoerd op 29 oktober 1944. Hierover heb ik tamelijk uitvoerig geschreven in “Andijkers in verzet”, (pag 102 e.v.). We noemen hier nog enkele pikante details en aanvullingen.
Het ging om de gehele levensmiddelen voorraad van de in Enkhuizen gelegen Wasserschutzpolizei. Deze voorraad had men opgeslagen in de ijsfabriek. Volgens een verslag van de LO uit Enkhuizen bestond bedoelde voorraad uit: 15260 eieren, 701 kg vlees, 535 kg worst, 1075 kg boter en 636 verduurzaamde worsten van elk 1.25 kg. Deze kraak werd uitgevoerd door de L0- knokploeg van Enkhuizen, onder leiding van Flip Fluitman.
De goederen moesten in schuiten (pramen) worden vervoerd en worden overgebracht naar de boerderij waar wij woonden, Knokkel 59. Onder grote spanning werd de kraak prima volbracht en voeren de motorschuiten ongeveer 4 uur in de nacht Enkhuizen uit in de richting van Andijk. Op verschillende bruggen in Andijk stonden mensen gepost die met een zaklantaarn lichtsignalen konden geven, ten teken dat alles veilig was. Zelf stond ik in die nacht met een zaklantaarn op de brug bij Krelis Gorter. Gelukkig kon de totale buit zonder moeilijkheden in onze boerderij worden ondergebracht.
Toch is er rondom deze kraak nogal wat onrust geweest. Een heel spannend moment is er geweest tijdens een vergadering met de plaatselijke LO, althans van de leiding. Ruiter (voorzitter) was namelijk in de middag van 30 oktober in Enkhuizen geweest, waar hij door enkele “vooraanstaande” burgers was benaderd met het verzoek de gekraakte goederen terug te geven. Het was duidelijk dat deze lieden bang waren voor represailles. Ruiter stelde daarom voor om de gekraakte goederen terug te brengen en op een stuk grasland onder Enkhuizen te deponeren. Pa heeft toen gezegd: “Als jullie dât besluiten krijgt niemand de kans dat uit te voeren, want dan ga ik naar huis en steek de boerderij in brand”. Frans Lieuwen zei toen: “En dan neem ik wel petroleum mee”. Met deze ontboezemingen was het voorstel van Ruiter van tafel.
Een dag na deze kraak werd tevens bekend dat de Duitsers, onder meer met speurhonden bezig waren de g e kraakte goederen op te sporen. Dit gaf grote onrust en men besloot het grootste deel van de buit in verschillende veldersboetjes onder te brengen. Zoals gezegd, niet alles van de buit werd verplaatst. E n het is rondom deze kraak dat Trijnie “op last” van dokter Van der Weg niet uit bed mocht vanwege een knieontsteking, omdat een deel van de gekraakte goederen onder haar bed was verstopt.
Ook is er de herinnering dat de Duitsers, met speurhonden op zoek naar de gekraakte buit, zich verplaatsten met schuiten. Persoonlijk zie ik nog een schuit onder de brug bij buurman Van Rossem varen in de richting van onze stoep voor de boerderij. Op het moment dat ze wilden uitstappen werd er vanaf de openbare gefloten waarschijnlijk door een van hun commandanten, hetgeen aangaf de actie te beëindigen en zich te verzamelen.
Tot slot nog enkele korte notities
We denken dan b.v. nog even aan de zogenaamde “onderduikerskerk”. Aanvankelijk gingen de onderduikers naar de gewone kerkdiensten. Dit werd op den duur te gevaarlijk, want het gebeurde dat de Duitsers na de kerkdienst de onderduikers stonden op te wachten. Zodra men de Duitsers had gesignaleerd werd dit in de kerkdienst bekendgemaakt en gaf de predikant enkele te zingen liederen op. De in de kerk aanwezige onderduikers kregen hierdoor de gelegenheid zich te verstoppen, b.v. achter het orgel. Lees dit verhaal hier.
Herinnering van Th. Laan van een andere verzetsactie
De wapens, die wij op Laloe, een droppingsveld, ontvingen, moesten worden afgevoerd. In de haven van Broekershaven lag een schip geladen met pootaardappels met bestemming Friesland. Het schip heette de Eben Haeser. In de kajuit was een luik en daar achter een uitgespaarde ruimte in de lading aardappelen.
Stenguns, Brens, Flats, pistolen, Bazooka’s, werden netjes ingeladen en daarop M 36 ers, dat waren granaten en scheepsverzuipers, zoals wij ze noemden, dat waren bommen om tegen de wand van een schip te plakken om ze te laten zinken. Een lading 808, dat waren een soort amandelbroodjes, ze roken er echt naar, maar het was dynamiet, moest dienen ter afdekking. Het luik ging weer dicht en het schip kon vertrekken.
Maar wij hadden nog een wagen vol spullen, want we hadden die nacht twee ladingen gehad. In de polder werd een grote bloemkoolschuit met dezelfde spullen volgeladen, die met behulp van Andijker jongens in de richting van de Wieringermeer voer. Het werd al een beetje schemerig toen de schuit bij Medemblik over een soort stuw moest. Dat begon goed, maar de schuit was zo zwaar beladen, dat hij met de onderkant vastliep op de betonnen ondergrond.
De Andijker Jongens waren sterk, ze waren door dokter Sterk van de weg uitgezocht, kregen de schuit niet verder. Het was bijna licht toen een patrouille Duitse soldaten aankwam die e Jongens in overall zagen zwoegen. Ze stapten af, geen paniek, rustig doorwerken. En ze hielpen een handje, waarmee de schuit weer vlot kwam. Met “Viel Dank” werd afscheid genomen, de zaak van gered. Je moest maar geluk hebben.
Wij leefden veel van toeval en geluk, anders zouden wij het niet navertellen.